67 | Chausson Ernest
Listing Details
Beschrijving
Behoorlijk oneerbiedig kijk ik in het grafhuis van Ernest Chausson. Ergens na 10 Juni 1899 nam hij daar zijn intrek. In tegenstelling tot zijn vorige, veel grotere woning, die uitpuilde van toemalige hedendaagse kunst, is hij toch maar kleiner gaan wonen. Iedereen gaat dat op zijn tijd doen. Gelukkig (ik hoop dat Ernest dat ook vind) ligt hij daar niet in zijn eentje.
Het is een familiegraf waar meer Chausonnetjes hun laatste plek hebben gevonden. Ongetwijfeld is daar nog veel nagepraat over de manier waarop hij gestorven is. Op een hele lullige manier. Namelijk door met zijn fiets tegen een muurtje te knallen. Geen groots lijden, onsterfelijk laatste woorden. Misschien "shit", terwijl hij ongecontroleerd de heuvel af sjeesde richting het al genoemde muurtje in Limay. We noemen hem Amédée-Ernest Chausson, also sprach de vader of moeder van de nieuwe boreling. Dat moet op of nabij 20 Januari 1855 geweest zijn.
Nadat zijn twee broers al eerder intrek hadden genomen in een vergelijkbaar (of hetzelfde?) huisje op Père Lachaise kon hij zich tot zijn 44ste rijk voelen. Gelukkig waren het niet alleen maar materiele zaken die zijn aandacht kregen, maar kon hij al vroeg beginnen met een muzikale opleiding. En zeg nou zelf: wie wil dat niet. Illustere namen (toen!) hielpen hem met zijn muzikale ontwikkeling. Ik zal er een paar noemen: Cornélius Coster en Daniël de Lange (Nederlands aandoende namen), Léon Brethous-Lafargue en Madame de Rayssac (geen hoofd van een bordeel, maar een heuse culturele salon, die we in Zwolle niet hebben).
Zoals ik natuurlijk ook van mijn eigen kinderen verwacht is een "echte" opleiding prioriteit 1. Zo geschiedde ook met Ernest. Een degelijke advocatenopleiding met promotie en vervolgens een baantje bij de Parijse Cour d'Appel. Maar kinderen zullen geen kinderen zijn, hij studeerde - al dan niet stiekem - bij Jules Massenet (..die van de mooiste vioolmelodie ooit, gespeeld door de beste violist ooit (Michael Rabin), waarvoor ik deze website heb gemaakt. FF luisteren daar (zoek naar Massenet)). Nadat hij was afgewezen voor de Prix de Rome met zijn cantate L' Arabe stopte hij met zijn officiële studie, maar hij werd wel een leerling van César Franck, wat ook niet verkeerd is. Met "niet verkeerd" bedoel ik de merkwaardige wending om te stoppen met een studie om vervolgens iets te doen waar je echt gelukkig van wordt. Maar dat is achteraf praten.
Op 20 juni 1883 huwde Chausson de musicienne Jeanne Escudier. Zij kregen samen - tussen het componeren door - vijf kinderen. Met zijn gezin maakte hij regelmatig in de zomermaanden reizen binnen Frankrijk of ging naar het buitenland. Meerdere malen was hij met hen in Limay, waar hij een villaatje gehuurd had. De rest van het jaar brachten zij in Parijs door. Hiermee verwierf hij het toegangsrecht voor een bijzetting op Père Lachaise. Omdat hij materieel onafhankelijk was, kon hij zich geheel richten op zijn compositorische werkzaamheden. En natuurlijk ook op zijn bekoorlijke vrouw. Zeg nou zelf.
Also sprach: Wagner. Deze componist werd zeer door Ernest bewonderd. Over een periode van ruim 10 jaar bezocht hij allerlei uitvoeringen van de opera's van Wagner.
Wikipedia: Chausson heeft zich in veel van zijn werken op voorbeelden als César Franck en Richard Wagner georiënteerd. Vooral in de behandeling van de harmonie en de Leitmotiven, maar ook in kwesties van orkestratie, ging hij bij Wagner te rade, en voor de cyclische vorm van zijn werken bij Franck. In de loop van zijn ontwikkeling als componist koos hij zijn eigen weg. In de persoonlijke uiteenzetting met de oude Franse muziek kwam hij tot meer klaarheid en tot uitgewogen proporties in zijn werken. Einde Wiki. Een mondvol op Wiki.
Ik heb geprobeerd wat invloeden van Wagner te bespeuren, maar niet echt gehoord. Dat zal wel aan mij liggen dan. Nog een stukje wiki met een heleboel namen: In Parijs voerde Chausson een eigen salon, waar veel concerten werden gegeven. Het werd het trefpunt van de hele artistieke en geestelijke elite van Parijs. Onder anderen waren te gast: de kunstschilders Edgar Degas, Édouard Manet, Odilon Redon, Pierre-Auguste Renoir, de beeldhouwer Auguste Rodin, de literaten Stéphane Mallarmé, Maurice Maeterlinck, Camille Mauclair, André Gide, de componisten César Franck, Henri Duparc, Paul Dukas, Maurice Ravel en Charles–Marie Widor alsook de virtuozen Eugène Ysaÿe (aan wie hij het befaamde Poème opus 25 opdroeg) en Alfred Cortot. Met Vincent d'Indy, Claude Debussy en Emmanuel Chabrier was Chausson bevriend. Ik moet eerlijk bekennen dat ik graag even om een hoekje gekeken had bij dit gezelschap. Misschien komt dat nog een keer. Tijdens het schrijven heb ik geluisterd naar
De muziek hieronder:
De cultus van Sint-Cecilia is oud en de geschiedenis ervan is slecht bekend. Het verhaal van zijn leven werd met name verteld in de Gouden Legende van Jacques de Voragine.
De datum van zijn martelaarschap, gerapporteerd door zijn Acts of Martyrdom, is niet met zekerheid vastgesteld. Sommigen plaatsen het ten tijde van de regering van Alexander Severus (222-235), anderen ten tijde van de regering van Diocletianus (284-305) en de laatste van de grote vervolgingen tegen christenen.
Cécile komt uit een familie van de Romeinse aristocratie en is christen. Ze was vastbesloten om haar maagdelijkheid te behouden, maar zonder het te bekennen aan haar ouders of aan haar verloofde Valérien, een heiden.
Op haar trouwdag, wanneer ze alleen is met haar man, is het eerste wat ze doet haar geheim aan hem onthullen. Ze vertelt hem dat ze wordt verdedigd door een engel. Als Valeriaan deze engel wil zien, moet hij gezuiverd worden, en om gezuiverd te worden, moet hij op zoek gaan naar de heilige bisschop Urbain, die zich tussen de graven verstopt. Valérien gaat dan naar de aangegeven plaats, vindt Urbain en bekeert zich daar tot het christendom. Terugkerend naar Cécile, vindt hij haar in gebed, en naast haar ziet hij de gevleugelde engel, schijnend als een vlam, die twee kronen vasthoudt die zijn gevormd uit lelies en rozen. Valérien ontvangt er een, Cécile de andere.
Voordat de engel verdwijnt, vraagt hij Valérien naar welke genade hij verlangt. Hij antwoordt dat hij graag zou zien dat zijn broer Tiburce zich bekeerde. Na enige tegenzin en vragen werd Tiburce op zijn beurt gedoopt door Urbain.
In die tijd vervolgde de prefect van Rome op gewelddadige wijze christenen. Valérien en Tiburce werkten om de martelaren de begrafenis te geven die hen was geweigerd. Aan de kaak gesteld, werden ze veroordeeld om te worden onthoofd.
Op haar beurt maakte Cécile zich zorgen over de prefect. Nadat hij zijn huis had afgestaan aan een senator die onlangs christen was geworden, zodat hij er een kerk van kon maken (die nog steeds bestaat, het is de kerk van Santa Cecilia in Trastevere in Rome) waar paus Urbanus zich kon verbergen en de doop kon blijven bedienen , ging ze naar de prefect die haar had ontboden. Ze werd ter dood veroordeeld.
Ze werd eerst veroordeeld tot verstikking door baddampen. Maar deze poging om haar te doden mislukte. Dus besloten we haar te onthoofden. Terwijl ze wacht op de slag van de bijl van de beul, begint Cécile te zingen. Toen met drie slagen van de bijl geraakt door de beul, bleef ze stervend op de grond achter. Ze stierf na drie dagen van pijn.
Het lijkt erop dat de cultus van Sint-Cecilia in de 15e eeuw is ontstaan. Zijn lichaam werd gezocht en gevonden in 1599. Sindsdien is zijn roem gedurende de 16e eeuw aanzienlijk toegenomen. Ze was vele malen vertegenwoordigd in de schilderkunst. Demonstraties en vieringen ter ere van hem vermenigvuldigden zich in heel Europa.
Het feest van Sint-Cecilia wordt gevierd op 22 november in de Romeinse kalender. Cécile wordt vanaf het einde van de 5e eeuw vereerd als heilige en martelaar. Ze wordt beschouwd als de patrones van heilige muziek, muzikanten en koorzangers.